Ergens medio 1777 komen Christiaan Kaempff en zijn vrouw dus in het Drostambt Vollenhove, waar Oldemarkt in ligt, aan. De streek, toch al niet bepaald één van de rijkste van de Republiek, moet een gehavende indruk hebben gewekt. Daar was beslist een reden voor.
In 1775 en eind 1776 waren er namelijk de nodige stormvloeden geweest die enorme schade hadden aangericht. Door de jarenlange vervening waren lange stroken land ontstaan, legakkers, met daartussen open water. Op die legakkers werd de bagger uitgespreid die tot turf gemaakt werd.
Ondanks regels hiervoor was men steeds verder doorgegaan met het uitbaggeren van turf en waren de legakkers vaak veel te smal geworden. De diepte waarvan maximaal de bagger opgehaald kon worden werd beperkt tot de lengte van de beugelstok en dus werd er meer in de breedte gewerkt.
Bij stormen sloegen vaak complete legakkers weg en vormden de tussenliggende plassen steeds grotere oppervlakten.
In eind 1776 waren de huidige Belter- en Beulaker Wieden ontstaan. Hier en daar lagen nog stukjes legakker als eilandjes in het midden van het water. Het dorp Beulaeke werd zelfs geheel weggespoeld. Huizen, landwegen en dijken hadden veel schade opgelopen die in 1777 ongetwijfeld nog maar ten dele hersteld waren.
Hiernaast is te zien hoe de omgeving van Beulaeke, er nu uit ziet.
In zijn Giethoornse jaren vervulde Kaempff ook de functie van Dijkgraaf en moest hij toezien op het naleven van de regels die dit soort gebeurtenissen moesten helpen voorkomen.