Verder zijn er veel verklaringen bewaard gebleven, soms door Kaempff desgevraagd wel officieel door getuigen ondersteund, dan weer niet, die meer van Schuurmans handelen tonen.
Daaruit blijkt onder andere dat hij met name de hervormde Giethoornse dominee Van Leek niet moest. Bij het uitgaan van de kerk in 1787 na de eerdere revolutie had hij hem al eens voor het oog van het volk aangehouden en de oranje kokarde op de hoed gespeld onder de woorden “Zo dat gaat u voor!”
Bij een andere bijeenkomst, overigens onduidelijk waar, had hij de dominee al eens luid vloekend er uit gewerkt of laten werken.
Ook had hij iemand die hem, al pijprokend, opzocht, te verstaan gegeven eerst “de piepe uut de snoette” te halen. Zijn burgers behandelde hij ook anderszins slecht, zoals bijvoorbeeld iemand die turfroeden aangaf die hij gemaakt had van zijn eigen land. Schuurman schreef daarbij in de akte dat dat van zijn land én van dat van de provincie gemaakt was. De man protesteerde, waarna Schuurman hem toebeet dat het een dubbeltje extra kostte de akte te veranderen. De man kon niet veel anders doen dan betalen, waarna Schuurman simpelweg de foute woorden doorstreepte.
Ook stond hij er om bekend allerlei gelden die hij ontvangen moest, niet of te laat af te dragen.
Van dit alles maakte Kaempff een verweerschrift om de werkwijze van Schuurman aan te tonen en te laten zien dat dit niet een door het volk gewenst schout kon zijn.
Op de landdag van oktober 1795 (ondertussen was het toch wel duidelijk hoe de situatie in het land was en hij dus geen schijn van kans maakte) eiste Schuurman andermaal om in zijn ambt hersteld te worden.
Kaempff reageert via een schrijven daarop door de Provisionele Representanten te vragen daar niet op in te gaan om de al eerder gemelde reden.
Schuurman, daarna, schrijft in een uitvoerige brief terug aan de Provisionele Representanten. Op alle punten die Kaempff aanvoert reageert hij één voor één, niet door te beweren dat ze niet kloppen, maar met aanvallen op de betrouwbaarheid van degenen die over die beweringen konden getuigen. Zo zei hij van Kaempff dat die al lang, in Oldemarkt voor de omwenteling van 1787 lid was geweest van het Genootschap van Wapenhandel (een republikeins exercitiegenootschap zoals er destijds velen waren) te Steenwijk. Voor Schuurman was dat kennelijk geen aanbeveling, maar ontging het hem dat het voor de Provisionele Representanten, bij wie hij bezwaar maakte, dat wél was! Om de onbetrouwbaarheid van Kaempff aan te tonen meldde hij dat deze na de restauratie van het Oranjegezag binnen de kortste tijd weer met de oranje kokarde opliep en de grote man en procureur fiscaal van de landdrost was geworden. Kennelijk was het Schuurman ontgaan dat Kaempff al begin 1787, dus voor de mislukte omwenteling van destijds, procureur geworden was.
De brief van Strup over Schuurmans gedrag in de kerk in Steenwijk was, vond hij, natuurlijk verstuurd omdat Strup een groot vriend van die Kaempff was!
De eis van Kaempff om de stukken, protocollen en financiën van Giethoorn terug te krijgen had nogal wat voeten in de aarde. Op 5 mei 1795 werd Pander B. Hendriks door de municipaliteit van Giethoorn verzocht een schrijven van de Provisionele Representanten van het Volk van Overijssel (de staten) te overhandigen aan de burger Pieter Schuurman.
Schuurman had de staten verzocht hem in tegenstelling tot het besluit van 10 februari 1795 tóch als schout van Giethoorn te handhaven. De municipaliteit had echter met het document van een besluit van 3 maart de wettigheid van de keuze voor Kaempff aangetoond.
Schuurman werd opgedragen op straffe van een boete alle stukken, protocollen plus inventaris aan Kaempff over te dragen en wel binnen 4 weken.
Kaempff werd door de municipaliteit verzocht de beslissing van de staten (getekend door secretaris van de staten Gerhard Dumbar op 6 mei 1795 (??) te Deventer) binnen 8 dagen ter kennis van Schuurman te (laten) brengen.
Uiteindelijk voldeed Schuurman hier aan en leverde na ontvangst van het verzoek op 11 mei, op 16 mei de stukken in.
In 1836, 23 jaar na het overlijden van Kaempff trouwde zijn zoon Fredrik Cornelis Theodoor (toentertijd burgemeester van Giethoorn) met de uit Hoorn afkomstige Geertruida van Marle, een kleindochter van Schuurman! Zo klein is de wereld!