De bestuurlijke inrichting die de basis vormde voor de huidige, begint feitelijk met de opdeling van het rijk van Karel de Grote. Noordwest-Overijssel wordt dan onderdeel van het Duitse keizerrijk. De macht wordt uitgeoefend door de bisschop van Utrecht. Voor hem is het Oversticht, zoals het gebied dan heet, te ver weg en het ligt nog al aan de rand van zijn invloedsgebied. Daarom stelt hij een ambtenaar aan, een zogenaamde drost, en laat hij tussen 1175 en 1178 een versterking bouwen op een plaats die later Vollenhove gaat heten. Dit wordt het bestuurlijk centrum en het wordt door de bisschop in 1528 aan het bestuur van Karel V overgedragen. Het kasteel, het Oldehuys , wordt gebouwd naast de plaats, waar momenteel de grote kerk staat. Er wordt vervolgens een slotgracht omheen gelegd, die tegenwoordig nog aanwezig is en dienst doet als jachthaven. Het kasteel zelf, of wat er nog van over was, is in 1837 afgebroken. Om zijn macht vast te leggen, en dan met name medestanders te verkrijgen tegen invallen vanuit Friesland (met name de Stellingwervers) en Drenthe, verleende de bisschop aan kleinere plaatsen als Kuinre, Hasselt, Steenwijk en ook Vollenhove bepaald privileges, stadsrechten. Dit hield o.a. een eigen rechtspraak in, gebaseerd op de rechtspraak van een andere, vaak grotere, stad. Voor hoger beroep en advies over toepassing van de rechtsregels kon men dan terecht bij die grotere stad. De al genoemde plaatsen in het drostambt verkregen het stadsrecht van ZwolleIn de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden blijft de functie van drost bestaan en komt geheel Overijssel te bestaan uit drie grote drostambten, Vollenhove, Salland en Twente en twee kleinere, te weten Genemuiden en Haaksbergen.. Dit duurt tot ongeveer 1795 en tot die tijd is Christiaan Kaempff in zijn functies als procureur, advocaat-fiscaal en later schout, verantwoording verschuldigd via de drost van Vollenhove aan het bestuur van de provincie. Een drost was zelf voor de dagelijkse gang van zaken verantwoording verschuldigd aan het college van Ridderschap en Steden. Hij had recht van criminele rechtspraak, in tegenstelling tot de schouten die slechts civiele zaken en lichte vergrijpen mochten afhandelen. Het verschil kwam vaak tot uiting in het wel of niet mogen toewijzen van lijfstraffen.Het college van Ridderschap en Steden bestond o.a. uit een aantal lieden van adel, die toegelaten waren tot dat bestuur op basis van het bezit van een havezathe of huis in Overijssel plus een vermogen van minstens f 25.000,- terwijl men tevens van de Gereformeerde religie (dus protestants) moest zijn. Verder moest men de instemming hebben van de overige leden. Iets waar het b.v. de bekende baron Joan van der Capellen tot den Pol geruime tijd aan ontbrak. Naast de adel zaten er nog vertegenwoordigers van de steden Deventer, Kampen en Zwolle in dit college. |
|
Overigens woonde niet iedere drost van Vollenhove ook daadwerkelijk daar. Eén van de drosten waar Kaempff mee van doen had, Baron Coenraad Willem van Dedem tot den Berg woonde op het huis Den Berg in de buurt van Dalfsen en bezat ook het Huis Rollecate bij Vollenhove. Zoals gebruikelijk fungeerde het Oldehuys als residentie. Deze drost liet veel dagelijkse werkzaamheden aan o.a. zijn secretaris de heer Westenberg over. Met hem had Kaempff veel contact. |
Het Huis De Rollecate |
|
Bestuur van het Drostambt Vollenhove