Ergens begin of medio 1777 zijn Christiaan en Adriana Kaempff in Oldemarkt aangekomen. De reden waarom ze juist naar deze plaats in een redelijk afgelegen deel van de Republiek als Noordwest-Overijssel gaan, is niet bekend.
Mogelijk is Kaempff via familie van zijn vrouw hier aan een functie gekomen. Bij de doop van dochter Geertruida was namelijk als doopgetuige ene Geertruida Baarselman aanwezig. Zij was de echtgenote van schout Hubert Pinguele.
Of er een verband tussen de naam Baarselman en Van Baarsel (Kaempff’s echtgenote) bestaat is niet duidelijk.
In die tijd was er nog geen burgerlijke stand en men was niet zo strikt in het (schrijf)gebruik van achternamen.
In de vuurstedenregisters van Oldemarkt komt de de naam van Kaempff niet te herleiden. Mogelijk betekent dit dat hij geen woning in bezit had, maar een huisje of één of meer kamers huurde.
Doorkijkje naar de enige huizen die in de tijd van Christiaan Kaempff ook al in Oldemarkt stonden, namelijk die van de familie Muurlink. Rechts een blik op de kerk.
Voor het overige stonden er toen slechts kleine huisjes met rieten daken die de tand des tijds niet hebben doorstaan. Oldemarkt is op dat moment een klein marktplaatsje, waar voornamelijk in boter en in mindere mate in turf gehandeld wordt. Boter, van het vee dat in de weiden rondom de rivier de Linde en op de hogere gronden gehouden wordt en turf die in de Weerribben, zuidwestelijk van Oldemarkt wordt gegraven.
Deze turf wordt voornamelijk via Ossenzijl, Kuinre en Blokzijl afgevoerd, veelal naar Holland.
Oldemarkt bestaat dan uit niet meer dan een handvol straten, het marktplein en het Mallegat, de haven van waaruit de rivier de Linde en daar mee Kuinre en de Zuiderzee bereikbaar zijn..
Naar het beroep van Christiaan Kaempff kunnen we momenteel nog slechts gissen, tenminste tot 25 oktober 1786. Dan vraagt Christiaan de Drost van Vollenhove hem toestemming te geven het ambt van procureur uit te oefenen. Begin 1787 krijgt hij die.